Product review Sunwayfoto T16C20N macrostatief
In dit blog vertelt Marijn Heuts over zijn ervaringen met de Sunwayfoto T16C20N in combinatie met de XB-28II statiefkop.
Lees verderWilde dieren fotograferen met een groothoeklens, hoe doe je dat eigenlijk? Bij wildlife fotografie denk je al snel aan telelenzen, camouflagehoezen en schuiltenten. Die heb je vaak nodig om wilde dieren in Nederland te fotograferen. Door gebruik te maken van een telelens, creëer je een foto met een onscherpe achtergrond. Maar het kan ook anders… In dit blog vertel ik je hoe je dieren fotografeert met een groothoeklens.
Met een telelens maak je haarscherpe foto’s van je onderwerp met een onscherpe achtergrond. Hoe mooi het ook is, zulke foto’s vertellen meestal weinig over de leefomgeving of het gedrag van een dier. En door het in elkaar gedrukte, platte perspectief van een telelens ontbreekt vaak ook de ‘impact’. Foto’s met meer dieptewerking en ‘drama’ kan je maken als je met een kort brandpunt, héél dichtbij een dier kan komen. Het dier komt dan nog steeds groot in beeld. Sterker, door het perspectief van een groothoeklens zal het dier zelfs overdreven groot ogen, ten opzichte van het landschap dat zich achter je onderwerp ontvouwt. Voilà, daar zijn de dieptewerking en het drama, daar is de zogeheten ‘impact’.
Dit soort foto’s maak je natuurlijk niet zomaar. De meeste dieren in Nederland zijn namelijk zo schuw dat je niet dichtbij kan komen. Netjes vragen of je een portret mag schieten werkt al helemaal niet. Het is de aanwezigheid van de mens, die een dier doet schrikken. De camera zelf is het probleem niet. Idealiter blijven we zelf op afstand, en plaatsen we de camera dichtbij het dier.
Je zou hier bijvoorbeeld een cameraval voor kunnen gebruiken. Je laat je spullen onbeheerd in het veld staan en met behulp van een bewegingssensor maakt de camera een foto als er een dier langsloopt. Jeroen Stel schreef hier al eens eerder een leuke blog over.
Eenvoudiger, en eigenlijk ook leuker, is het om zelf aanwezig te zijn en de camera op afstand te bedienen. Zo voorkom je dat de sensor een goed fotomoment mist, of afgaat wanneer het juist niet de bedoeling is. Je drukt namelijk zelf op de knop. Bovendien; een foto die je echt zelf hebt gemaakt en waarvan je het moment zelf ook hebt beleefd geeft meer voldoening, dan een foto die wordt gemaakt terwijl je in je bed ligt te snurken.
Als de afstand tussen jouw verborgen positie en de camera niet al te groot is, kun je werken met een draadontspanner of remote met een kabel. Het terrein is alleen niet altijd geschikt voor lange draden (denk aan water), of er komen kabels in beeld. Dan is een draadloze verbinding toch echt handiger.
Sommige camera’s hebben ingebouwde wifi, zodat je vanaf je telefoon de camera kan bedienen, live kan meekijken met wat de camera ziet en zelfs een aantal instellingen kan veranderen. Persoonlijk vind ik de verbinding te zwak om er volledig op te vertrouwen, en veel verder dan een paar meter kun je niet gaan zitten. Ik gebruik liever een afstandsbediening, ondanks dat ik dan niet live kan meekijken met wat de camera ziet.
Kies je een infrarood afstandsbediening, bedenk dan dat er een directe zichtverbinding tussen de zender en de ontvanger moet zijn. Dat is niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld als je in het bos wil fotograferen. Het bereik van een IR-zender is ook nog eens relatief beperkt. Daarom werk ik persoonlijk liever met een set op basis van radiosignalen, zoals een Pocket Wizard. Dat bereik is zelfs betrouwbaar bij meer dan 100 meter afstand, ook als er geen direct zicht is tussen de zender en de ontvanger. Daarnaast gebruik ik ze om in een studio-setting mijn flitsers aan te sturen. Twee voor de prijs van een dus!
Waar je uiteindelijk ook voor kiest, zorg dat je altijd met opgeladen batterijen op pad gaat. Afstandsbedieningen verbruiken weinig stroom, maar na langdurig gebruik gaan de batterijen een keer leeg. En ik hoef je niet te vertellen dat dit altijd op het verkeerde moment gebeurt. Mijn voorkeur gaat mede om die reden, uit naar modellen die reguliere AA- of AAA-batterijen gebruiken. Die kun je overal kopen en zijn er ook in oplaadbare varianten.
De camera met een groothoeklens plaats je daar waar je het dier verwacht. Het helpt als het dier vaste gewoontes, routes of rustplekken heeft. Veel vogels hebben bijvoorbeeld favoriete takken of paaltjes om vanaf te jagen of het territorium te overzien. Zoogdieren gebruiken vaste wissels, of hebben een vaste plek om hun voedsel te eten. Ook nestkasten of burchten zijn geschikt. Al doe ik dat zelf liever niet, om verstoring te voorkomen in de tijd van het jaar dat het dier op zijn kwetsbaarst is.
Ondanks dat een camera zwart is, valt deze in de meeste natuurlijke omgevingen nogal op. Een beetje camouflage kan dan geen kwaad, zeker niet als de camera het enige uitstekende element is in een kale omgeving. Veel dieren hebben het direct door als er iets veranderd in hun nabijheid, maar accepteren het al snel als het niet beweegt en geen geluid maakt. Ijsvogels gaan zelfs af en toe op je camera zitten!
Je kunt de camera op een statief plaatsen, als het terrein dat toelaat. Als het kan; camoufleer de poten dan ook. Hoe kleiner het statief, hoe minder opvallend, des te meer geschikt. Een macrostatief is daarvoor een goede keuze. Werk je op onregelmatig terrein of op hoogte, dan gaat een statief natuurlijk niet werken. In zo’n geval kun je prima uit de voeten met een bonenzak, een ‘clamp’ of ‘magic arm’. Zorg in ieder geval dat de 'clamp' of 'magic arm' het gewicht van je camera en lens kan dragen, zodat je spullen niet op de grond vallen of doorzakken! Het kan prettig zijn de ontvanger zo te plaatsen, dat je het controlelampje vanuit jouw positie ziet flikkeren. Je kunt op die manier in de gaten houden of je batterijen nog niet leeg zijn en zien of er een foto wordt gemaakt als jij op afstand op de sluiterknop drukt. Het lampje blijft namelijk branden zolang je de knop ingedrukt houdt.
Het spreekt voor zich dat je zelf ergens gaat zitten waar je onzichtbaar bent, maar wel goed zicht houdt op de camera en de directe omgeving. Zo zie je het dier op tijd aankomen en kan je een foto maken.
Bij het fotograferen met een groothoeklens is de compositie erg belangrijk. Kies een compositie waarin het achterliggende landschap mooi in beeld komt. Een goede richtlijn is dat de foto zonder dier op zichzelf al een mooie landschapsfoto moet zijn. Net als bij reguliere wildlife fotografie, werk je idealiter op ooghoogte van het onderwerp. Voor meer impact ga je dichter bij de grond zitten, wat het dier groter en dreigender doet lijken.
Als de camera eenmaal staat, wil je zelf verborgen blijven. Je kan dus niet steeds naar de camera lopen om de belichting aan te passen. Zet de camera daarom op diafragmavoorkeuze, zodat de camera de sluitertijd vanzelf aanpast aan veranderend licht. Eventuele belichtingscompensatie, is zoals altijd afhankelijk van de hoeveelheid lucht in het beeld, en de grootte van je verwachte onderwerp in beeld. Zet de ISO hoog genoeg, zodat de resulterende sluitertijden kort genoeg zijn om het onderwerp te bevriezen. Je gebruikt dan wel een groothoeklens, maar als het dier dicht bij de lens komt kan dat alsnog voor bewegingsonscherpte zorgen. Neem geen risico en accepteer liever wat ruis. ISO 1600 tot ISO 3200 is een prima richtlijn.
Stel scherp op de plek waar je het dier verwacht. Het kan helpen tijdelijk een takje te plaatsen als hulpmiddel, of je hand even in beeld te houden. Is het een groot dier, probeer dan te visualiseren waar de ogen ongeveer gaan komen, want die wil je in ieder geval scherp hebben. Is de scherpstelling naar wens, zet de camera of lens dan op handmatige scherpstelling. Je wil tenslotte niet dat de camera opnieuw moet gaan scherpstellen als je op de knop drukt!
Qua diafragma moet je zorgen voor voldoende scherptediepte. Je hebt namelijk wat speling nodig in de scherpstelling, mocht het dier net op een andere plek dan verwacht, passeren. Ergens tussen f/5.6 en f/9 is vaak prima. Met een groothoeklens zorgt dit ook zo dichtbij voor voldoende scherptediepte.
Werk je met een systeemcamera, gebruik dan de elektronische sluiter zodat je camera muisstil is. Veel spiegelreflexcamera’s hebben een stille, zij het wat tragere, stand. Heb je die niet, doe dan een doek of stuk fleece om de camera om het geluid van de spiegel te dempen. Stel de camera ook in op zoveel mogelijk beelden per seconde, zodat je meer kans hebt op een goede en scherpe foto. Maakt je camera veel geluid in deze ‘ratelstand’, kies dan voor minder beelden per seconde om stiller te kunnen werken.
Tenslotte en misschien wel het belangrijkste: niet ieder dier accepteert een cameraopstelling in zijn buurt. Merk je dat een dier zich zenuwachtig of anders gaat gedragen, haal de apparatuur dan weg en probeer het niet opnieuw. Sowieso is het een goed idee deze werkwijze pas toe te passen, nadat je eerst enige tijd een dier met een lange lens hebt gefotografeerd. Je gaat het gedrag en patronen herkennen, en kan beter inschatten of een dier een camera accepteert.
Ook ga je tijdens zo’n ‘mini-project’ kansen herkennen. Zo ontdekte ik na enige tijd, dat een paar bevers elke ochtend op dezelfde plek en rond dezelfde tijd, oversteken op een kleine dam. Ideaal voor een sessie met de groothoeklens. Door de camera achter de dam, en tegen de vegetatie op te stellen, hadden de bevers niet meteen door dat er iets was veranderd in hun territorium. Door me in mijn onderwerp te verdiepen, wist ik bovendien dat ze heel slecht zien en dat camouflage van de camera niet nodig is. Van onbekende geluiden houden ze echter totaal niet, en dus stelde ik de camera in op de stille stand.
Marijn Heuts is een natuurfotograaf die net zo lief landschappen fotografeert als dieren, planten en abstracten. Altijd met een eigen en dikwijls creatieve insteek en gevoel voor licht en compositie. Ook schrijven is een manier om zijn gevoel en gedachten in iets tastbaars om te zetten en te kunnen delen. Marijn schrijft, biedt fotoreizen aan en maakt videotutorials over beeldbewerking voor natuurfotografen.
Bekijk alle berichtenHoud mij op de hoogte van laatste nieuwtjes, interessante blogs en aanbiedingen.