Tijdens het fotograferen kun je gebruikmaken van de automatische scherpstelling van je camera of de scherpte handmatig bepalen. Hoe werkt dat met autofocuspunten, zones en wat voor nut heeft de scherpstelbegrenzing van een objectief? Op deze pagina ontdek je hoe je het beste scherp kunt stellen met je camera.
Handmatig focussen doe je door aan de scherpstelring van je lens te draaien. Wanneer je camera moeite heeft met het vinden van je onderwerp, bijvoorbeeld door een wat drukke omgeving of voorgrond, is het handiger om zelf scherp te stellen. Handmatig focussen gaat wat minder snel en om er wat handigheid in te krijgen zul je écht mee moeten oefenen.
Heb je een systeemcamera? Dan kun je waarschijnlijk de focus peaking optie inschakelen als hulp tijdens het handmatige scherpstellen. Wanneer je door de elektronische zoeker kijkt wordt er met rode markeringen aangegeven waar de scherpte op dat moment ligt. Zodra je aan de scherpstelring van je objectief draait zie je deze markeringen verschuiven.
De afkorting AF staat voor autofocus. Wanneer de automatische scherpstelling staat ingeschakeld en jij de ontspanknop half of volledig indrukt, stelt je camera razendsnel scherp op een onderwerp. De meeste spiegelreflexcamera’s en systeemcamera’s hebben meerdere instelmogelijkheden voor automatisch focussen. Over het algemeen geldt dat hoe meer geavanceerd je camera is, hoe meer mogelijkheden er voor het automatisch scherpstellen beschikbaar zijn. En daar kun je heel gericht mee werken!
Elk merk heeft eigen benamingen voor de AF-methodes, maar in theorie werken ze wel hetzelfde. In de handleiding van een camera staan de verschillende modi en het werken met scherpstelpunten helder uitgelegd, meestal met handige praktijkvoorbeelden van het menu of de zoeker erbij. Steeds meer camera’s hebben een autofocussysteem ingebouwd dat niet alleen gezichten, maar ook de ogen van een persoon of van dieren weet te herkennen. Dit zijn de meest voorkomende automatische scherpstelmethodes:
Scherpstelvlakken, scherpstelgebieden of scherpstelzones: het zijn dezelfde benamingen voor selectieve gedeeltes in het beeldvlak. De autofocus van je camera kan van al die gedeeltes gebruikmaken tijdens het scherpstellen op een onderwerp. De autofocuspunten van een camera zijn namelijk onderverdeeld over deze autofocus zones.
Zowel de scherpstelzone(s) als het aantal actieve focuspunten én de positie van één of meerdere AF-punten kun je naar wens instellen. Ook het gedrag van de zones zelf is in te stellen. Dit kan handig zijn voor natuur- en sportfotografie. Als jij het onderwerp in je foto’s bijna altijd in het midden plaatst, dan is het eigenlijk niet nodig om de autofocus over het gehele beeldvlak naar een onderwerp te laten zoeken. Je kunt er dan bijvoorbeeld voor kiezen om te werken met een enkel AF-punt in het midden.
Tussendoor kun je het actieve focusgebied snel weer veranderen of de positie van het geselecteerde focuspunt makkelijk wijzigen. Door zelf in te stellen met welke selectieve AF-gebieden of met welke scherpstelpunten jij aan de slag wilt gaan, kun je de autofocus van je camera dus nóg sneller en gerichter voor jou laten werken. Super handig!
Het fotograferen met één of meerdere focuspunten is net als het werken met een bepaalde focus methode of het werken met meerdere focusgebieden, een persoonlijke voorkeur. Ook hangt het sterk af van wat je onderwerp precies is. Wanneer een onderwerp in beweging is, dan is het makkelijker om scherpe resultaten te behalen wanneer je meer AF-punten en een breed dekkend scherpstelgebied gebruikt. Is het onderwerp statisch, dan is het praktischer om te werken met een enkel focuspunt en een klein scherpstelgebied of zelfs te kiezen voor een volledig handmatige scherpstelling.
Lange telezoom objectieven, of prime objectieven met een flink aantal millimeters, hebben vaak een schakelaar om de autofocus te beperken tot een bepaalde afstand. Hierdoor hoeft de lens minder te zoeken en stelt hij sneller scherp. Dit wordt ook wel ‘scherpstelbegrenzing’ of ‘focus limiting’ genoemd. Door de knop om te zetten kun je het jezelf wat makkelijker maken tijdens het fotograferen. Deze techniek kan bijvoorbeeld handig zijn bij sport- of natuurfotografie omdat de autofocus binnen een meer selectief gebied op zoek gaat naar een onderwerp om de focus op te leggen.
Bij natuurfotografie zit je op grote afstand van mogelijke onderwerpen en de kans dat je onderwerp binnen handbereik komt, is zeer klein! Bij het Canon EF 70-200mm f/2.8L IS USM III objectief is het bereik van de automatische scherpstelling als volgt in te stellen: tussen de 1.2 meter tot oneindig of tussen de 2.5 meter en oneindig. Om te voorkomen dat de autofocus blijft ‘hunten’, net op het moment dat je na uren wachten een foto wilt maken, kun je de schuifregelaar omzetten en de autofocus het gebied van de eerste 2.5 meter laten overslaan. De kans op een geslaagde en scherpe foto wordt zo een stuk groter.
Er zijn vele manieren om ergens op scherp te stellen met je camera. Om te ontdekken welke manier van scherpstellen het beste bij jou past en wanneer, kun je het beste in de praktijk gaan oefenen. Pak de handleiding van je camera er eerst eens bij, blader het menu van je camera door en bekijk wat de opties zijn. Oefen door de meest uiteenlopende onderwerpen te fotograferen, speel met de focus instellingen van je camera en durf te experimenteren met het tussendoor wisselen van focusgebied of verplaatsen van het AF-punt!