Handige tips voor 'druppel op druppel' fotografie

Alco van Ingen
3 jaar geleden

Ken je dat: iemand stelt een leuk onderwerp voor en voor je het weet ben je vijf jaar verder en heb je meer dan een ton aan clicks op je camera erbij (van alleen dit onderwerp)? Dat is precies wat mij overkwam met de 'druppel op druppel' fotografie. Water is sowieso een zeer dankbaar onderwerp. Druppels op een blad, water in beweging, druppels die in een vloeistof vallen, die waren mij natuurlijk allang bekend. Maar toen een klant een aantal jaren geleden vroeg of ik hem met druppel op druppelfotografie kon helpen, was ik direct verkocht!

Hij stuurde mij een aantal voorbeelden, waarbij een eerste druppel een kolom maakte in een vloeistof en een tweede druppel (of meer) op deze kolom knalde. Meteen begon ik te zoeken naar hoe ik dit kon doen en wat ik daarvoor nodig had. Het eerste wat mij opviel, was hoeveel erbij komt kijken en hoeveel factoren er van invloed zijn op zo’n foto. In dit blog bespaar ik je heel wat zoekwerk leer je hoe je dit soort foto's zelf kunt maken.

Dit heb je nodig

Een druppeltimer?

Om te beginnen heb je een apparaat nodig om druppels te laten vallen en de timing hiertussen in te stellen. Dit apparaat moet niet alleen de druppels aansturen, maar ook de camera en flitsers op het juiste moment af laten gaan. Gelukkig zijn er nu steeds meer van dit soort apparaten te vinden, in uiteenlopende prijsklassen.

Hele uitgebreide sets zoals de Glimpse Catcher en de Cognisys Studio waterdrop kit bieden de meeste aansluitmogelijkheden (flitsers en druppelaars) en worden vaak bediend via een laptop of computer. Tussenvormen, zoals de Freezebox van Erik de Vries, of de Cognisys Stop shot, zijn “standalone”. Deze worden bediend door middel van een los “kastje” waar je de instellingen op doet. Het aantal druppelaars kan hierbij variëren.

De meer eenvoudige sets, zoals de Miops Splash en de Pluto trigger worden vaak bestuurd door middel van een app op smartphone of tablet. Het verschil tussen deze sets zit 'm niet alleen in de bediening, maar ook in hoeveel druppelaars en flitsers je kunt aansturen. De uitgebreidere sets zijn vaak in staat om meer druppelaars en flitsers aan te sturen, de eenvoudigere vaak één druppelaar plus flitser. Het voordeel van meerdere druppelaars is dat je meerdere soorten vloeistoffen (kleuren en/of viscositeit) kan gebruiken in één foto. Maar ook met één druppelaar kan je hele indrukwekkende foto’s maken!

De opstelling maken

Zorg dat je jouw opstelling neerzet in een kamer die verduistert kan worden. Helemaal donker is niet nodig, zolang je maar met de verderop vermelde camera instellingen (zonder flits) een vrijwel zwarte foto krijgt. We beginnen onze opstelling met het neerzetten van het frame.

Dit frame kan bij uitgebreidere druppeltimers los bijbesteld worden, maar veel vaker maakt de fotograaf deze zelf. Ik heb mijn frame van zogenaamde “2020 profielen” gemaakt, die men ook voor frames van 3D-printers gebruikt. Hieraan heb ik de druppelaars opgehangen die bij mijn Freezebox set horen. Recht onder de druppelaars zet ik een schaal als opvangbak. Ik heb zelf een voorkeur voor schalen die dieper zijn dan 5 centimeter, omdat dit de vallende druppel de gelegenheid geeft om een diepe “krater” te slaan in het vloeistofoppervlak, waardoor een hogere kolom ontstaat. Donkere schalen geven vaak ook meer contrast in de foto, terwijl je bij doorschijnende schalen ook van onderaf zou kunnen belichten. Trek dus alle keukenkasten open om te kijken wat je kunt gebruiken, maar pas wel op dat je thuis geen ruzie krijgt…

Achter de schaal hang ik een achtergrond. Vaak gebruik ik grote vellen papier die ik bij de kantoor- of boekhandel haal. Dit kunnen alle kleuren zijn, maar ook zwart of wit. Soms hang ik een groot stuk melkwit plexiglas erachter, waar ik vanaf de achterkant doorheen flits. Alles is mogelijk, dus laat je creativiteit de vrije loop.

Zet de flitsers neer

De volgende stap in onze opstelling is het neerzetten van de flitsers. Druppel op druppelfoto’s worden vrijwel altijd gemaakt met cameraflitsers. Elke handmatig in te stellen cameraflitser is mogelijk, zelfs oudere flitsers, of de goedkoopste manuele reportageflitsers. Deze 'strobist' flitsers hebben een aantal grote voordelen. Ze zijn klein en dus makkelijk dicht bij het onderwerp te plaatsen. Ze werken op batterijen, dus je kunt lekker kabelvrij werken. Het laatste voordeel is dat de flitsduur extreem kort is.

Als een cameraflitser op zijn zachtst ingesteld wordt (bijvoorbeeld op 1/64 of 1/128 van zijn volle kracht), duurt de flits maar tienduizendsten van een seconde. Zelfs de goedkoopste manuele flitsers zullen zelfs maar 1/20.000 seconde nodig hebben om hun licht af te geven. Veel sneller dan de snelste sluitertijd dus! Hiermee kunnen we dus makkelijk de snelle actie van de druppel op druppel impact vast gaan leggen.

Waarom dan geen studioflitsers of videolampen? Studioflitsers zijn vaak te groot en lomp en hun flitsduur veel langer (meestal rond 1/1500 seconde). Niet echt praktisch en kans op een bewogen foto dus. Videolampen zijn helaas ook niet te gebruiken, omdat we dan de impact moeten gaan vastleggen met de maximale sluitertijd van onze camera (1/4000 of 1/8000 seconde).Ook dit is vaak nog te traag en raken de prachtige “paddenstoelen” van onze druppel impact bewogen.

Houd rekening met de vloeistof

Bij het neerzetten van de flitsers houdt ik rekening met de vloeistof. Bij heldere vloeistoffen, zoals water, richt ik de flitsers op de achtergrond. Bij niet doorzichtige vloeistoffen, zoals melk, richt ik de flitsers op de vloeistof. Onder elke flitser zet ik een ontvanger, en op de druppeltimer sluit ik een zender aan. Op deze manier kan ik een bijna onbeperkt aantal flitsers tegelijk af laten gaan. Ik gebruik juist geen TTL (automatisch flitsen), omdat elke soort communicatie tijd kost, wat de reactietijd van de flitsers vertraagd. Na het neerzetten van de flitsers, doe ik over elke flitser een boterhamzakje, want ze houden nu eenmaal niet van gespetter…

Tijd om de schaal te vullen!

In je foto draait alles om de vloeistof die je fotografeert. Natuurlijk kun je zuiver water gebruiken, maar dat heeft een nadeel: de kolommen worden niet zo hoog en de “paraplu’s” niet zo groot. Met zuiver water zal je niet veel hogere kolommen krijgen dan 5 tot 10 centimeter. Wil je graag hogere kolommen en grotere impacts bereiken, dan kan je het water verdikken met een verdikkingsmiddel. Hier kleeft wel een nadeel aan, want verdikkingsmiddelen zoals Xantaangom of Guarpitmeel (Guargom) lossen meestal niet helemaal op. De vloeistof moet dan voor gebruik gefilterd worden. Sinds 2016 gebruik ik een speciale vorm van Xantaangom, namelijk Nutilis Clear. Dit middel voor mensen met slikproblemen lost in heet kraanwater volledig op, wat tijd scheelt.

Maar natuurlijk is water niet het enige dat gebruikt kan worden. Ik gebruik zelf ook heel vaak melk. Dit is wat dikker dan water en produceert van zichzelf dus vaak al grotere kolommen en “paraplu’s”. Belangrijke tip: koude vloeistoffen zijn dikker dan warme vloeistoffen. Pak je dus de melk rechtstreeks uit de koelkast, dan zal na een tijdje de melk opwarmen, waardoor je instellingen aangepast moeten worden. Het is dus handig als de melk al op kamertemperatuur is wanneer je begint. Ik gebruik vaak lang houdbare melk, deze hoeft niet in de koelkast bewaard te worden. Met kleurstoffen kun je de vloeistof een prachtige kleur geven. Wees hier voorzichtig mee, want sommige kleurstoffen zijn niet meer uit je reservoir te spoelen. Voedselkleurstoffen zijn daarom wat fijner om mee te werken.

Mocht je merken dat de druppel kapot slaat op het vloeistofoppervlak, dan kun je de oppervlaktespanning verlagen door een minuscuul druppeltje glansspoelmiddel, of afwasmiddel erbij te doen. Let wel op dat je niet meer dan een drupje gebruikt, anders gaat je vloeistof teveel schuimen. Door dit drupje toe te voegen, kan de vallende druppel een nog grotere “krater slaan” en dus een nóg hogere kolom maken.

We zijn er bijna!

Heel veel mensen (ik ook) struikelen in het begin over het enorme aantal “schakels in de ketting” van de druppel op druppel fotografie. Mijn tip is om in het begin zo veel mogelijk alles hetzelfde te houden en maar één instelling per keer te veranderen. Werkelijk alles is van invloed: van de dikte en temperatuur van de vloeistof, tot de valhoogte van de eerste druppel. Van de flitskracht van de flitser, tot het gebruikte diafragma.

Ik vergelijk het daarom nogal eens met het balanceren van twee speldenpunten op elkaar. Niet makkelijk dus. Als je daarentegen doorkrijgt wat er gebeurt, is het veel makkelijker te beredeneren. Het kan helpen om je veranderingen op te schrijven, maar hecht niet teveel aan de letterlijke getallen. Ik vind het veel belangrijker dat je begrijpt wat er door jouw aanpassing gebeurt, dan dat je de letterlijke getallen onthoudt. De volgende keer kan het namelijk zijn dat je vloeistof een fractie dikker of dunner is, waardoor dezelfde getallen niet meer het zelfde resultaat geven.

Met beide benen op de grond

In mijn opstelling hebben we de camera nog niet neergezet. Dit is dus het moment dat we de camera met de telelens op statief gaan zetten. De camera mag, na het instellen, geen millimeter meer verplaatsen. Vandaar dat een stevig statief een fijn hulpmiddel is. Overigens is het mogelijk om met vrijwel elke lens te fotograferen. Met een lens boven de 100mm blijf je echter ver genoeg van het gespetter, wat veel veiliger is. Op de camera moet alles handmatig instelbaar zijn, zodat we maar één keer hoeven in te stellen. Sluitertijd, diafragma, ISO waarde en scherpstelling doen we dus allemaal zelf.

De camera sluiten we, met de bij de druppeltimer set geleverde kabel, aan op onze druppeltimer. Mocht er bij jouw druppeltimer geen kabel geleverd worden, dan is er geen man overboord. Je kunt namelijk een draadontspanner aansluiten en een sluitertijd van 2 seconden instellen. Bij het nemen van de foto druk je dan eerst op de knop van de camera en direct daarna de knop van de druppeltimer in. Wanneer de camera aangesloten wordt op de druppeltimer, dan regelt de laatste de timing van de camera. Even resumerend, hebben we nu dus de druppelaar(s), de flitsers (via zender en ontvangers) en de camera allemaal aangesloten op de druppeltimer.

Scherpstellen op wat er niet is

Bij normaal fotograferen zijn we gewend dat om voor het nemen van de foto, scherp te stellen op het onderwerp. Ook hier is dat niet anders, en toch wel… Want hoe gaan we scherpstellen op iets wat er nog niet is? Om dit te kunnen doen, zet ik op de plek waar de druppels gaan vallen, een lange schroef in de vloeistof. Dit geeft me een perfect punt om op scherp te stellen. Wees wel zorgvuldig hierbij, want op de foto is elk foutje zichtbaar en het is heel naar om daar pas achter te komen wanneer je klaar bent.

De camera en de flitsers instellen

Bij het instellen van de camera, weet ik op voorhand al een paar punten. We fotograferen op een relatief korte afstand, met een telelens. Ons onderwerp heeft ook nog eens wat diepte. We zullen daarom een groot diafragmagetal van rond f/16 of zelfs hoger in moeten stellen om voldoende scherptediepte te krijgen. Een tweede punt dat we weten, is dat we geen beeldruis op de foto willen zien, dus stellen we een laag ISO getal in (ISO 100, 200, of 400).

De sluitertijd die we gaan gebruiken, is afhankelijk van onze druppeltimer. Bij sommige druppeltimers kun je (na afstellen) een normale flitssynchronisatie gebruiken, van rond de 1/250 seconde. Als je daarentegen met meerdere camera’s werkt, of niet weet of het instelbaar is, raad ik aan om een stuk langere tijd in te stellen. Vaak kom je dan rond 1/4 seconde goed uit. Ook als je de camera niet kan aansluiten op je druppeltimer, gebruik je een stuk langere sluitertijd. In dat geval heb je genoeg tijd nodig om zowel de knop van de camera, als de knop van de druppeltimer in te drukken. In dat geval zal je rond 2 seconden sluitertijd uitkomen.

Na het instellen van deze waarden druk je een keer op de knop van de camera, om te kijken of je in jouw verduisterde kamer een vrijwel zwarte foto krijgt (zonder flitsers). Dit is goed, want het enige licht dat we op de foto willen zien, is dat van de flitsers. Nu gaan we de flitsers aanzetten. Deze zetten we op handmatig flitsen en stellen we zo in dat ze op hun zachtst flitsen (bijvoorbeeld 1/64 of 1/128). Neem nu een foto door op de knop van de druppeltimer te drukken. Dat er nu nog geen druppel impact te zien is, maakt niet uit, het gaat alleen om de belichting. Is de vloeistof in de schaal te donker of te licht, laat dan de flitsers iets harder flitsen, of stel je ISO waarde iets hoger in. Laat de flitsers niet harder flitsen dan 1/32, want dan kan later de “paraplu” van je impact bewogen raken. Stel dan liever de ISO hoger in, of zet de flitsers wat dichterbij (mits mogelijk).

Stel de druppelaars in

Nu komt het moeilijkste. We gaan de druppelaar(s) vertellen hoe lang ze open moeten staan om een paar mooie druppels te laten vallen. Dit doen we door in de software, op het kastje of in de app een reeks in te stellen. Per stap vertellen we de druppelaar hoe lang hij open moet staan, of dicht moet blijven. Ook stellen wij het moment in, waarop de flitsers (en de camera) de foto moeten nemen. Overal is dit weer een andere volgorde, dus zal ik het zo universeel mogelijk noemen:

  1. Bij “Stap 1 / druppel 1” stellen we in hoe lang de druppelaar open blijft staan om een druppel te laten vallen. Hoe dikker de vloeistof, hoe langer hij open mag blijven staan. Bij zuiver water zal je vaak rond de 10 milliseconden uitkomen. Bij melk of verdikt water kom je vaak veel hoger uit, zo rond de 65 ms of zelfs hoger.
  2. Bij “Stap 2 / druppel delay 2” stellen we de wachttijd in tussen de eerste en tweede druppel. De druppelaar blijft nu dus dicht.
  3. Bij “Stap 3 / druppel 2” stellen we in hoe lang de druppelaar open blijft staan om een tweede druppel te vormen. Ook hier geldt: Hoe dikker de vloeistof, hoe langer de tijd.
  4. Bij “Delay / flash delay” stellen we tenslotte de tijd in tussen het indrukken van de knop van de druppeltimer en het nemen van de foto (door camera en flitsers).

Maar hoe krijgen we dan een mooie druppel op druppel foto? Bij de eerste stap stel ik een druppelgrootte in (bijvoorbeeld 65ms voor melk). Vervolgens ga ik foto’s maken, met telkens een iets langere “Delay / Flash delay” tijd. Ik begin bijvoorbeeld bij 300ms en ga bij elke foto 10ms hoger. Nu ga ik op zoek naar twee momenten: Het moment dat de eerste druppel bijna de vloeistof raakt, deze Delay tijd schrijf ik op (bijvoorbeeld 390ms) en noem ik “T1”. Daarna ga ik verder totdat ik het moment tegenkom dat de kolom op zijn hoogst is (bijvoorbeeld 515ms). Deze noteer ik ook en noem ik “T2”.

In mijn voorbeeld is T1 dus 390ms en T2 515ms. Waarom doen we dit? Nou, als we T2 en T1 van elkaar aftrekken, houden we ongeveer de wachttijd tussen de druppels over die we in onze reeks instellen bij “druppel delay 2”. In mijn voorbeeld geldt dus: (T2) 515ms - (T1) 390ms = 125ms. Bij “Stap 2 / druppel delay 2”stellen we 125ms in als startpunt.

Nu we “Stap 1 / druppel 1” (65ms) en “Stap 2 / Druppel 2” (125ms) hebben, gaan we de tweede druppel instellen onder “Stap 3 / Druppel 2”. Stel hier ook een gewenste druppelgrootte in (meestal iets kleiner dan de eerste druppel). De “Delay / flits delay” laten we staan op de T2 tijd (in mijn voorbeeld 515ms). De reeks zou er in mijn voorbeeld zo uitzien:

  • Stap 1 / Druppel 1: 65ms
  • Stap 2 / Druppel delay 2: 125ms
  • Stap 3 / Druppel 2: 60ms
  • Delay / flits delay: 515ms

Wanneer je nu de foto gaat maken zou het kunnen zijn dat je al meteen een mooie “paddenstoel” krijgt. Het zou ook kunnen dat de tweede druppel op de foto nog boven de kolom “hangt”. In dat geval zet je het aantal milliseconden bij “Stap 2 / druppel delay 2” wat lager, bijvoorbeeld naar 115ms. Net zolang totdat je een mooie “paddenstoel” op de foto vastlegt. Tijdens het fotograferen kun je nog gaan spelen met alle waarden. Maar onthoudt wat ik eerder zei: verstel elke keer maar één factor. Dan begrijp je het snelst wat er gebeurt!

Juichend achter het scherm

Natuurlijk hoop ik dat je, na je eerste druppel op druppel sessie aan de hand van mijn tips, een halve vreugdedans doet achter je computer. In de nabewerking van de foto’s hoef je, wanneer je nauwkeurig gefotografeerd hebt, nauwelijks nog wat te doen. In de praktijk blijft het bij mij meestal beperkt tot het optimaliseren van contrasten en kleuren en soms het wegretoucheren van afleidende, wegspattende druppels. Het enige dat je dus nog rest, is trots te zijn op de resultaten en ze te delen met de wereld!

Heb je vragen?

Hoewel dit blog een stuk langer is geworden dan ik in eerste instantie in gedachten had, zou ik nog boekwerken kunnen vullen met alle variaties en details. Ik kan me dus best wel voorstellen dat er nog genoeg vragen overblijven. Bedenk je dan altijd dat domme vragen niet bestaan, alleen domme antwoorden, dus het risico is voor mij. Wie vragen heeft is daarom altijd welkom om ze te stellen! Veel fotografie plezier!

Dit heb je nodig voor druppelfoto's

Auteur

Alco van Ingen

Het leukste aan mijn werk het overbrengen van kennis. Ik vertaal de techniek naar 'normaal Nederlands' en ineens blijken die cijfertjes en knopjes van de camera toch niet zo moeilijk te zijn als je dacht! Een camera is het gereedschap waarmee iedereen zijn of haar creativiteit vorm kan geven, of je nu een beginner bent of een ervaren professional. Ik verzorg cursussen en workshops uit eigen naam, maar ook voor Nikon Nederland en Nikon School.

Bekijk alle berichten

Blijf op de hoogte

Houd mij op de hoogte van laatste nieuwtjes, interessante blogs en aanbiedingen.